Hoe maak je de energie-infrastructuur van de provincie Utrecht toekomstbestendig? Door te kiezen voor een integrale systeemaanpak en meer coördinatie door overheden in samenspraak met netbeheerders. Dit inzicht staat onder meer in de ‘Systeemstudie energie-infrastructuur 2030-2050’ die de provincie Utrecht liet uitvoeren door CE Delft en Quintel. Het rapport beschrijft diverse scenario’s en de impact ervan op de infrastructuur en op de ruimte. Netbeheerders Gasunie, Stedin en TenneT zijn hierbij nauw betrokken.

Systeemstudie provincie Utrecht  Bijlage

Wat is
een systeemstudie?

De energietransitie heeft grote impact op de energie-infrastructuren elektriciteit, gas (groen gas en waterstof) en warmtenetten. Deze systeemstudie toont het integrale beeld vanuit verschillende sectoren: van het opwekken van duurzame energie tot de toename van elektrisch vervoer en de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Om de mogelijke ontwikkelingen in beeld te brengen, maakten de onderzoekers gebruik van vijf scenario’s: één voor 2030 en vier voor 2050.

Belangrijke inzichten
voor deze provincie

  • Het elektriciteitsnet moet uitgebreid worden. Waar dat rondom 2030 nog vooral nodig is om het aanbod van hernieuwbare elektriciteit te faciliteren (‘zon’ en ‘wind’), is dat richting 2050 voornamelijk nodig om de toegenomen elektriciteitsvraag te faciliteren. 
  • Voor het aardgasnetwerk moet worden bepaald waar waterstof gebruikt gaat worden en waar methaan. In de overgangsperiode tot 2050 wordt zowel aardgas (hoogcalorisch en laagcalorisch), waterstof als methaan gebruikt. Er is een goede planning nodig om te voorkomen dat (tijdelijk) extra leidingen nodig zijn. 
  • De vraag naar collectieve warmte vanuit de gebouwde omgeving neemt toe. Dit betekent dat het aanleggen van nieuwe warmte-infrastructuur nodig is. Op dit moment wordt het grootste gedeelte van de geleverde collectieve warmte opgewekt met aardgas. Er zijn nieuwe, duurzame warmtebronnen nodig om de huidige warmtevraag te verduurzamen: geothermie, warmtepompen, restwarmte, waterstof, etc.
  • De ruimte op het net moet goed benut worden. Dit kan door het inzetten van flexibiliteitsmiddelen zoals batterijen (systeembatterijen) en elektrolysers, het inzetten van conversie (omzetten naar andere energiedragers zoals waterstof) en curtailment (tijdelijk uitzetten van zon- en windinstallaties bij hoge productiepieken). Ooknhet ontwikkelen van slimme energiesystemen, zoals een slimladen-infrastructuur, draag hieraan bij.
  • De ruimtelijke ordening moet aangepast worden. Hieronder valt een goede mix van elektriciteitsproductie uit zon en wind, want dat levert minder gelijktijdige piekbelasting op. Windmolens en zonneparken kunnen samen aangesloten worden op één (kleinere) aansluiting (cable pooling). Daarnaast is het vanuit systeemperspectief en maatschappelijke kosten verstandig om bij plaatsing van duurzame opwek rekening te houden met beschikbare capaciteit op stations. Ruimtelijke afstemming tussen vraag en aanbod van duurzame opwek van wind en zon kan ook lonen. De mogelijkheden hiervoor zijn echter beperkt omdat er in het stedelijk gebied (waar de meeste vraag is) vaak minder ruimte is voor inpassing van duurzame opwek.

Samenwerking

Door de complexiteit en hoeveelheid stakeholders rondom de energie-infrastructuur, is visie en coördinatie noodzakelijk. Het is nodig om gezamenlijk vooruit te kijken, meer zekerheid voor netbeheerders te creëren, gezamenlijk prioriteiten te stellen en gedeelde inzichten te blijven delen. Daarnaast zijn een integrale aanpak voor ruimtelijke ontwikkelingen, het samenbrengen van vraag, aanbod en netcapaciteit en het verder stimuleren van ontwikkeling van flexibiliteitsmiddelen ook onderdelen van de geschetste handelingsperspectieven in de systeemstudie.